Door Lorenzo Loorbach
Afgelopen maart nam filmcurator Nikolaj Nikitin ons in zijn Masterclass Festivalstrategie mee op een internationale tour langs de grootste – en minder grote – filmfestivals van over de hele wereld, ieder met hun eigen status, geschiedenis, uitdagingen en kansen.
Het is gezellig druk bij MACA. De middagzon doet zijn best om door te breken, maar moet nog even buiten wachten tot de borrel begint. Voor die van start gaat mogen we echter luisteren naar een korte presentatie van Nathalie Mierop, hoofd van SEE NL, een organisatie die zich inzet voor de wereldwijde promotie van Nederlandse films en filmmakers. SEE NL organiseert allerlei activiteiten en evenementen waar filmmakers kunnen netwerken en hun projecten kunnen laten promoten. Daarnaast kun je bij SEE NL informatie over je film laten opslaan in een catalogus, en kun je advies krijgen over hoe je de weg naar een filmfestival het beste kunt bewandelen – zowel op strategisch gebied als de daadwerkelijke reis naar het festival. Verder steunen ze Nederlandse focusprogramma’s over film en kunnen ze bijdragen aan de Oscarcampagnes van bepaalde films. Al met al kan SEE NL beginnende filmmakers dus een goed eind op weg helpen om publiciteit te krijgen en bepaalde stappen te zetten binnen de filmindustrie. Nathalie laat ook weten: streven mag (en moet!) je zeker doen, maar blijf ook reëel. Wat filmfestivals betreft is het vaak beter om klein te beginnen en je te oriënteren op de vele verschillende opties, in plaats van meteen te mikken op één van de Big Five (te weten het Cannes Film Festival, Venice Film Festival, Berlin International Film Festival, Toronto International Film Festival en Sundance Film Festival).
Wanneer Nikolaj aan het woord komt begint hij met een korte geschiedenis van de drie grootste filmfestivals in Europa. Het eerste filmfestival werd in 1932, tijdens het fascistische regime van Mussolini, in Venetië in het leven geroepen door politicus en zakenman Giuseppe Volpi. De oprichting had politieke motivaties – voornamelijk om de Italiaanse cultuur te vieren en een beter aanzien te geven – maar zoals Nikolaj verklapt was het ook financieel gunstig: met een filmfestival aan het einde van de zomer konden de hotels nog wat langer open blijven. De Fransen poogden in 1939 de Italianen te volgen met een eigen filmfestival in het zonnige Cannes, maar het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog stak daar een flink stokje voor. Gelukkig gaven ze de hoop niet op en ging het Cannes Film Festival in 1946 écht van start. Verder werd de Berlinale, net als het festival in Venetië, opgezet om de internationale reputatie van Berlijn tijdens de Koude Oorlog een boost te geven. Zo volgden er nog vele andere en worden er wereldwijd inmiddels bijna 40.000 filmfestivals georganiseerd, waar elk jaar talloze filmmakers hun geluk komen beproeven.
Dan is de vraag natuurlijk: op welk(e) filmfestival(s) wil je inzetten? Bijna elke filmmaker zal er wel van dromen om met een film op Cannes of een van de andere grote festivals te staan, maar dat is vaak erg moeilijk en niet altijd zo gunstig als je zou denken. Voor filmmakers in Europa is het natuurlijk voordehandliggend dat ze bij Europese filmfestivals binnen proberen te komen. Er zijn echter ook succesverhalen van filmmakers die hun geluk bij festivals in Azië of andere regio’s zochten en hebben gevonden. Een plekje krijgen op een groter festival is natuurlijk mooi, maar soms kom je juist verder met meer publiciteit bij een kleiner festival. Documentairemakers kunnen tegenwoordig ook bij de Big Five terecht met hun werk, maar er zijn ook festivals als IDFA die specifiek gericht zijn op documentaires.
Sommige festivals brengen ook bepaalde verwachtingen met zich mee, gezien ze kunnen dienen als opstapje om verder te komen in de filmindustrie. Bij het San Sebastián International Film Festival kun je bijvoorbeeld veel Latijns-Amerikaanse filmmakers tegen het lijf lopen, terwijl Toronto een toegangspunt tot de (Noord-)Amerikaanse industrie kan zijn. In Berlijn zijn ze happig op films die een sterke boodschap of betekenis hebben, terwijl films in Cannes vooral worden beoordeeld op hun filmische waarde. Locarno in Zwitserland staat bekend om de meer experimentele en arthouse films die daar worden vertoond. In Venetië vind je een mix van grote filmsterren en beginners in de filmindustrie; je kunt er de rode loper delen met een George Clooney én goed netwerken.
Maar, zegt Nikolaj, we moeten ons eigen kikkerlandje ook niet vergeten. Het filmfestival in Rotterdam is natuurlijk heerlijk bereikbaar vergeleken met internationale festivals, en biedt een goede mix tussen een uitstekend filmprogramma en mogelijkheden voor netwerken. Veel mensen hebben hier hun start gemaakt: Nikolaj beveelt dan ook sterk aan om erheen te gaan en connecties te maken. En dan moet je het natuurlijk niet over koetjes en kalfjes gaan hebben: “Een goed gesprek met de juiste persoon, waarin je liefde voor film goed naar voren komt, kan heel wat opleveren,” aldus Nikolaj.
Een woord dat een paar keer wordt genoemd is “Zeitgeist“. De filmindustrie reageert, net als andere kunstvormen, op ontwikkelingen in de wereld. Een grote gebeurtenis als een oorlog, een gevallen regime of een wereldwijde pandemie heeft natuurlijk enorme invloed op de levens van talloze mensen, en dat is ook terug te zien in de films die ze maken. Daarnaast veranderen filmfestivals (of liever gezegd, de juryleden) ook om de zoveel tijd van smaak. Bepaalde onderwerpen of stijlen raken in zwang, terwijl andere juist uit de mode vallen. Het kan dus zijn dat de film die je dit jaar wilt presenteren niet zo in de smaak valt, maar over een jaar of twee erg goed wordt beoordeeld. Soms geldt ook het principe van ‘wie het eerst komt, wie het eerst maalt’, en helpt het als je een persoonlijke band hebt met het onderwerp van je film.
Nikolaj neemt Oekraïne als voorbeeld. Een land in oorlog is natuurlijk, nogal cru gezegd, een hot topic, met zowel veel potentie voor interessante films, als publieksinteresse voor het onderwerp. Een Oekraïense filmmaker die met een documentaire over de oorlog in Oekraïne aan komt zetten zal het waarschijnlijk beter doen dan een niet-Oekraïense filmmaker met een soortgelijke film. Maar, zegt Nikolaj, soms is het tegenovergestelde het geval: als er bij een bepaald festival tien vergelijkbare inzendingen zijn van Oekraïense filmmakers, zal de jury dat jaar misschien meer interesse tonen in een film van niet-Oekraïense makers die hetzelfde onderwerp vanuit een ander perspectief benaderen.
Nikolaj sluit af met de do’s en don’ts van een film opsturen naar een festival. Het aanmeldingsproces kost tijd, geld en energie, en daar moeten filmmakers zich niet op verkijken als ze ervan dromen om met hun film op een festival te staan. Met de ontnuchterende uitspraak “Ik ben je vriend niet” laat hij weten dat hij, ondanks de adviezen en inzichten die hij de afgelopen twee uur met het publiek heeft gedeeld, net zo kritisch en serieus over onze filmideeën zal zijn als andere festivalcurators en juryleden. Ze krijgen vaak duizenden films opgestuurd, maar kiezen er slechts enkele tientallen van uit. Het is dus belangrijk om alles op orde te hebben voordat je je film aan een festival voorlegt.
Zorg er bijvoorbeeld voor dat je goede ondertiteling hebt, zodat de jury niet halverwege je film lost in translation raakt. Regel een professionele fotograaf voor het maken van stills, zodat je niet met nondescript beelden je film staat te promoten. En stuur iets op waar je tevreden mee bent: een rough cut van je film is misschien geen goede reflectie van wat het eindproduct zal zijn. Ten slotte is er ook nog die goede oude deadline die festivals aanhouden. Als je je film eenmaal hebt opgestuurd, zul je geduldig op een reactie moeten wachten en niet te veel feedback moeten verwachten. Nikolaj adviseert dan ook om op meerdere festivals tegelijk in te zetten om je kansen te vergroten. Als je eenmaal binnen bent is het wijs om te bedenken waar je je wereldpremière wilt houden. Bij kleinere festivals maak je misschien meer kans op een plek, maar bereik je ook maar een kleiner publiek dan bij grotere festivals. Soms is het beter om niet de eerste de beste kans voor een wereldpremière aan te grijpen, terwijl je natuurlijk ook niet te lang moet wachten: het festivalseizoen vliegt zo voorbij.
Behoorlijk wat dingen om rekening mee te houden dus. Maar zoals Nikolaj benadrukt is het ook erg belangrijk dat je te midden van al deze overwegingen niet je eigen visie voor je film uit het oog verliest. “Maak de film voor jezelf, niet voor het festival,” zegt hij. “Een persoonlijke film, die weerspiegelt wat jij ziet, ervaart, vindt en voelt, zal mensen meer aanspreken dan een film die alleen maar achter de hype van dat moment aanloopt.” Een tip die Nikolaj ook geeft is om zelf veel films te kijken. Dat spreekt voor filmliefhebbers misschien voor zich, maar het kan je écht inzicht geven in waar andere filmmakers mee bezig zijn, wat voor trends er nu misschien in de industrie heersen, waar de algemene interesses liggen. Leer dus van je concullega’s!
In conclusie: op een filmfestival terechtkomen is best een uitdaging. Je moet een goede balans weten te vinden tussen wat jij zelf met je film wil doen en wat de filmwereld op dat moment bezighoudt, en daarnaast ook uitvogelen waar en wanneer je het liefst je film wil presenteren. Vaak zal het zo zijn dat je bij kleinere festivals betere kansen krijgt, maar dat wil niet zeggen dat je de Big Five volledig moet afschrijven. Of je nou meteen succes boekt of niet, het zal een leerzame en verrijkende ervaring zijn.